uur en
minuten

Insect van het Jaar 2024:
De veldkrekel

Met 31% van de stemmen heeft de veldkrekel de verkiezing van Insect van het Jaar 2024 gewonnen!

Er zijn drie boeken en één exclusieve excursie verloot. 

Taxon Foundation organiseert samen met EIS Kenniscentrum Insecten en de Nederlandse Entomologische Vereniging de Insect van het Jaar verkiezing. Uit een shortlist van vijf bijzondere Nederlandse insecten, elk geadopteerd door een bekende Nederlander, heeft het Nederlandse publiek zijn favoriet gekozen.

Op deze pagina vind je behalve de winnaar ook alle andere genomineerde insecten en hun ambassadeurs.

Maurice Lede

Maurice Lede presenteert, schrijft en fotografeert. In zijn werk gaat hij steevast op zoek naar boeiende verhalen. ‘Door elkaars verhalen te blijven vertellen, vinden we herkenning en verbinding.’

Als presentator van Het Klokhuis kreeg hij jarenlang toegang tot vrijwel elke gesloten deur en leerde hij elk hoekje van Nederland kennen. Vroeg opstaan om aan boord te gaan van een mosselkotter in Zeeland, een handje helpen bij de druiventeelt in Limburg, kijken bij de versteviging van dijken om bij zonsondergang in een luchtballon over de Drentsche Aa te varen. We leven in een klein, maar ongelooflijk fascinerend land, qua bevolking en landschap.

Zijn liefde voor ‘buiten’ groeide, evenals zijn verlangen om meer van onze prachtige planeet te ontdekken en kennis te maken met andere culturen. De stap naar 3 op Reis was dan ook een droom die uitkwam, als presentator van dit televisieprogramma kreeg hij de kans om reportages te maken op de meest uiteenlopende plekken. Zo reed hij in die periode paard over de Mongoolse steppe, sliep naast een giftige schorpioen in de Amazone en zag hij dichter bij huis wat klimaatverandering met de Alpen doet tijdens een spectaculaire expeditie naar de top van de Mont Blanc.

Maurice deed mee aan het Perfecte Plaatje in Argentinië en bleek talent voor fotografie te hebben. Na het winnen van deze reeks afleveringen gaat hij bijna nergens meer heen zonder fotocamera. ‘Het is een hobby die volledig uit de hand aan het lopen is. Als je momenten vast wilt leggen, dwing je jezelf om op zoek te gaan naar spraakmakende beelden en andere perspectieven.‘

Winnaar in  met

 31 % van de stemmen

De verscholen veldkrekel

 - Gryllus campestris

Luister naar De veldkrekel

De veldkrekel, Gryllus campestris, is een prachtig groot insect: glimmend zwart met gele en rode accenten. Het is voor de meesten een ongeziene sfeermaker. Wie in mei op een heideveld zijn hond uitlaat zal zich niet realiseren dat het verdragende kri-kri-kri-kri afkomstig is van dit dier. Mannelijke veldkrekels leven in een holletje en als ze in de stemming zijn gaan ze op een platform voor hun holletje zitten, steken hun vleugels omhoog en wrijven ze over elkaar: kri-kri-kri-kri …

Hoewel ze meer dan 2 cm groot kunnen zijn, is het een uitdaging om een veldkrekel te zien te krijgen. Ze horen je van verre aankomen. Je hoort dan eerst de klik van het dichtklappen van de vleugels en dan schieten ze snel in hun holletje. Maar geduld wordt beloond, als je een kwartiertje wacht dan komen ze weer naar buiten en zie je ze de vleugels over elkaar wrijven. Wie geen geduld heeft kan ook een trucje toepassen. Als je een krekel zijn hol ziet binnenschieten kun je ze er met een grassprietje uit plagen. Dan kun je ze even goed bekijken. Laat hem daarna natuurlijk weer rustig terug in het holletje.

Veel mensen schelden de grote groene sabelsprinkhaan, Tettigonia viridissima, uit voor krekel. Als je in de zomer een lang aanhoudend geluid in de stad hoort, dan is het ongetwijfeld een grote groene sabelsprinkhaan. Als je twijfelt, probeer het geluid dan na te fluiten. Bij het melodieuze geluid van een krekel lukt dat, bij de grote groene sabelsprinkhaan niet.

Vroeger was de veldkrekel overal op de zandgronden algemeen, ook in landbouwgebied. Nu is de veldkrekel teruggedrongen tot grotere heidegebieden. De soort staat symbool voor het enorme biodiversiteitsverlies op het platteland. Waar vroeger de veldleeuwerik en de veldkrekel samen de sfeer bepaalden in weilanden en akkers is het nu akelig stil.

Nummer 2 in

  met

 24 % van de stemmen

De ingenieuze klimopkevercicade

 - Issus coleoptratus

Luister naar De klimopkevercicade

De aimabele klimopkevercicade, Issus coleoptratus, met zijn grote ogen laat op allerlei manieren zien hoe bijzonder insecten kunnen zijn. Zo zijn de jonkies (nimfen) van deze cicaden op hun achterheupen voorzien van tandwielen. Dankzij deze tandwielen zijn de achterpoten tijdens de enorme sprongen die ze maken gekoppeld, en voeren de poten precies dezelfde beweging uit. Zo zorgen ze ervoor dat ze een goed gerichte sprong kunnen maken. Dus tandwielen zijn niet als eerste uitgevonden door mensen; dat is miljoenen jaren geleden al gebeurd door de kevercicaden. Nog iets dat deze nimfen veel eerder hadden dan wij: wc-papier. Maar dan in zo’n vorm dat je het met trots kunt dragen als een versiering aan je kont, ze steken zichzelf de veren in de reet. Hoe dat werkt? De nimfen maken heel fijne naaldjes van was aan hun achterlijfspunt. Die geven de nimf een sierlijk uiterlijk, maar de naaldjes zijn vooral functioneel. Omdat de dieren sap uit de bast drinken, krijgen ze eigenlijk te veel suikers binnen. Deze poepen ze vervolgens weer uit. Alleen geven allemaal suikerdruppels op je kont kans op schimmelinfecties. Daar komen de wasnaaldjes van pas: die hechten zich aan de suikerdruppels en breken met druppel en al af. Luxe wc-papier dus.

De ongeveer 7 mm grote, warmteminnende klimopkevercicade kwam in de vorige eeuw alleen in Limburg voor. Met het warmer worden van het klimaat voelt dit prachtige diertje zich nu ook in de rest van Nederland thuis en is inmiddels vrijwel overal te vinden. Ook veel in tuinen. Vooral als er klimop aanwezig is. Zowel de nimfen als de volwassen cicaden drinken sap van houtige planten, en hebben daarbij een voorkeur voor klimop. Vooral in de winter, want dan heeft klimop nog blad terwijl de meeste bomen en struiken geen blad meer hebben en hun sapstromen zijn opgedroogd. Het zijn de nimfen die overwinteren, gewoon op hun waardplant. Tegen mei worden ze volwassen en leven door tot de winter invalt.

De mannetjes van de klimopkevercicade maken zoals alle cicaden een geluid. Alleen is dat niet zo hard als dat van de zangcicaden die we kennen uit het Middellandse Zeegebied. Met een elastisch orgaantje in het achterlijf kunnen ze klakken, wat vibraties veroorzaakt. Die geluidstrillingen worden via de poten doorgegeven door de plant waar de cicade op zit. Versterkt klinkt dat als een roffel op een trommel. De vrouwtjes antwoorden op de roffel met een korter, iets lager, bijna snorrend geluid: kom me maar halen. De twee kunnen elkaar vinden door op elkaars geluid af te gaan.

Tinkebell

TINKEBELL. (1979, Goes) – kunstenaar, schrijver en strateeg – (currently) saving the world. Onderzoekt fricties in onze normen: hoe we ons gedragen, hoe we leven, hoe we met elkaar verbinden; onze positie ten opzichte van dieren, het milieu, de toekomst van ons voedsel, fosfaatproblematiek, (sociale) media, vluchtelingenframes, politiek, de kledingindustrie, multiculturalisme, communicatieproblemen, het verspreiden van (nep)nieuws, alles wat met Fukushima te maken heeft en meer. Heeft al ruim 20 jaar over de hele wereld gewerkt, gepubliceerd en tentoongesteld.

Foto: CornelieTollens

Merel Westrik

Merel Westrik is journalist en presentatrice. Wekelijks is ze te horen naast Frans Loomans als host van de podcast GONZO waarin ze praten met journalisten over dat ene verhaal in hun carrière dat hen altijd zal bijblijven. Eerder werkte ze voor o.a. RTL Nieuws en NET5. Als fervent natuurliefhebber gaat ze regelmatig bewapend met camera en verrekijker op pad. Zo maakte ze de documentaires ‘Haring in ’t IJ’ en ‘Amsterdam Wildlife’ samen met Amsterdamse stadsecoloog Martin Melchers en schreven ze samen ‘In de Bosjes’ over de stadse natuur van Amsterdam. Momenteel legt ze de laatste hand aan een nieuwe documentaire ‘Amsterdam Wildlife by Night’ welke in 2024 zal verschijnen. Tevens is ze ambassadrice van WNF. En haar hobby? Dat is taxidermie. Ze beschikt inmiddels over een mooie collectie.

Nummer 3 in

  met

 16 % van de stemmen

De uitklapbare reuzenertswesp

 - Leucospis dorsigera

2024 is het Jaar van de Wesp, dus natuurlijk dingt er ook een wesp mee in de verkiezing Insect van het Jaar. De reuzenertswesp Leucospis dorsigera is voor een dier uit de superfamilie bronswespen (Chalcidoidea) heel groot: 6 – 13 mm. Bronswespen parasiteren op de eieren en larven van andere insecten. De reuzenertswesp doet met haar geel-zwarte tekening een angeldragende wesp na, maar is daarvan te onderscheiden door de dikke dijen en het typische, bolle kontje. Ze legt haar eieren in de nestcellen van insecten die gebruikmaken van holtes als stengels, kevergangen in hout en bijenhotels. En dat doet ze op een bijzondere manier. Haar legboor, dus de buis waarmee ze eieren legt, bevindt zich in rust in het achterlijf en loopt door tot in een schede die tot over haar rug doorloopt. Als ze die uittrekt, komt de punt aan de onderkant van het achterlijf naar buiten. De rest van de boor is als een boog zichtbaar aan de bovenkant van de wesp. Ze klapt als het ware open. Nu moet ze door het harde hout boren waarin de larve van de gastheer zich bevindt. Dat is niet makkelijk met een dunne, holle boor waar op zeker ogenblik ook nog een ei doorheen moet. Het kan uren duren voordat ze de nestcel van de gastheer heeft bereikt. Als het larfje uit het ei komt, gaat het eerst actief op zoek naar concurrenten. Andere parasieten, ook die van de eigen soort, worden gedood. Dan bijt ze zich vast in de gastheer – meestal de larve van een solitaire bij – en zuigt die leeg. Daarna verpopt ze om nog hetzelfde jaar, of het volgend voorjaar, op zoek te gaan naar een partner en nieuwe nestcellen om aan te boren.

De reuzenertswesp is relatief nieuw in Nederland: ze is hier pas 10 jaar geleden, in 2014, voor het eerst waargenomen.

Nummer 4 in

  met

 15 % van de stemmen

Het levensverlengende veldwespwaaiertje

 - Xenos vesparum

Dit bizarre beestje zit in het achterlijf van de Franse veldwesp, Polistes dominula. Sluiten de achterlijfsegmenten van zo’n wesp niet netjes op elkaar aan, maar piept er een donkere uitstulping tussenuit? Dan is het dier geparasiteerd door een veldwespwaaiertje, een insect dat behoort tot de waaiervleugeligen. De parasiet is als larfje in de wesp gekropen toen die ook nog een larf was. Ze zijn samen opgegroeid. De wespenlarve at vlees. Het waaiertje at de wesp, maar alleen de niet-noodzakelijke delen.

Een vrouwelijk waaiertje ziet er niet uit als een insect. Het deel van haar dat in de wesp zit is een zak met eieren. Wat er net uitsteekt zijn kop en borststuk, maar dan zonder ogen, antennen of de zes pootjes waaraan je een insect herkent. Die heeft ze allemaal niet. Ze heeft ook al geen vleugels. Dat ze toch waaiervleugelige heet, is vanwege de mannelijke sekse. Hij heeft wel vleugels, die de vorm hebben van een waaier, waarmee hij naar zo’n vastzittende vrouw vliegt. Hij vindt haar door haar lokstoffen (feromonen) te ruiken met de vreemd gevorkte sprieten op zijn kop. Dat moet hij allemaal heel snel doen, want hij leeft maar een uur. Heeft hij haar gevonden, dan paart hij met haar, maar niet met haar geslachtsorganen, want die heeft ze ook al niet. Hij levert zijn zaad via haar kopborststuk rechtstreeks af in de zak met eieren die ze daarachter eigenlijk is.

Als een Franse veldwesp geparasiteerd is door een vrouwelijk waaiertje, leeft ze niet de gebruikelijke enkele weken, maar kan ze maanden oud worden. Ze moet namelijk overwinteren. Zo is ze erbij als er het volgend voorjaar een nieuwe kolonie gesticht wordt. Die wordt dan weer belaagd door de larven van de waaiervleugeligen die dankzij haar ook het koude seizoen hebben doorstaan. De parasiet kan dus levensverlengend zijn.

Babette van Veen

Babette van Veen (Utrecht, 30 april 1968) is een Nederlands actrice en zangeres. Ze kreeg bij het grote publiek vooral naamsbekendheid door haar rol als Linda Dekker in de soap Goede tijden, slechte tijden. Babette is een dochter van zanger Herman van Veen en de zus van kleinkunstzangeres Anne van Veen.

Foto: Marie Broeckman

Dolf Jansen

Dolf Jansen is cabaretier, columnist, radiomaker, hardloper en liefhebber van rauwe groente, maar zeker ook gek op natuur, alles dat groeit en bloeit, paden waar hij overheen kan snellen, en uitzichten die hem de adem benemen. Hij schrijft daar geregeld over voor Trouw en Vroege Vogels. En nu, nu komt zijn lang verborgen gebleven liefde voor insecten eindelijk naar buiten uitroepteken.

Nummer 5 in

  met

 14 % van de stemmen

De oeroude kuststeenspringer

 - Petrobius brevistylis

De kuststeenspringer, Petrobius brevistylis, behoort tot de rotsspringers of Microcoryphia, een groep beestjes die zo vroeg in de evolutie van de insecten zijn ontstaan (zo’n 400 miljoen jaar geleden) dat ze van geluk mogen spreken dat ze mee mogen doen met de Insect van het jaar verkiezing. Ze hebben geen vleugels, wel primitieve ‘staartdraden’ en blijven hun hele leven lang vervellen. Ze zien er een beetje uit als garnalen op land. Toch hebben ze net als andere insecten zes poten, maar daar is dan ook alles mee gezegd.

De kuststeenspringer is een machtig interessant beestje. Je vindt deze ongeveer 1,5 cm grote diertjes in ons land op de weinige plekken waar je iets hebt wat lijkt op rotsblokken en puinhellingen (het milieutype waar de meeste rotsspringers van houden): namelijk de stenen pieren en zeeweringen aan de kust. Daar rennen en springen ze rond op zoek naar de algen waar ze van leven. Van dichtbij zie je dat ze een heleboel metaalkleurige schubjes hebben waardoor het lijkt alsof ze een Middeleeuwse maliënkolder dragen.

Die metalige schubbetjes en de sprongetjes die ze maken door hun achterlijf te krommen kunnen niet verhinderen dat er heel wat roofdieren op ze jagen, zoals spinnen en vogels. Om aan die belagers te ontkomen hebben ze nog een andere truc. In hun antennen zitten een aantal voorgeprogrammeerde breekpunten. Daar kan de spriet gemakkelijk afbreken en daarna automatisch weer aangroeien. De kuststeenspringer kan zo ontkomen en het roofdier blijft achter met een losse antenne in voorpoten of snavel.

De kuststeenspringer kent geen directe spermaoverdracht tussen mannetje en vrouwtje. Mannetjes bevestigen een lange draad aan de bodem, met drie spermadruppeltjes eraan, en houden de draad met hun achterlijf omhoog gekruld in de lucht. Het vrouwtje neemt de druppeltjes dan op na een soort van paardans.